Anton Metz

Anton Metz (1885-1972)

Anton (Toon voor intimi) Metz is op 23 oktober 1885 geboren in Breda. Metz trouwde met de Bredase Johanna Elisabeth Louise Conradina Reuling, dochter van Catharina Louise Clerx. Moeder en dochter kwamen in 1911 van Amsterdam naar Leiden en trokken bij Metz in. Tussen 1923 en 1930 verhuisde het gezin naar de welbekende Pieterskerkgracht 5. Het echtpaar kreeg twee zoons. De oudste was Johan Anton, geboren 22 januari 1916 en Anton Johan Eduard geboren op 11 juni 1920. De jonge Anton overleed op tienjarige leeftijd in het ziekenhuis. De pas gehuwde Johan Anton sneuvelde de tweede dag van de Tweede Wereldoorlog.

Aan het eind van de 19e eeuw volgde Metz de rijkskweekschool in Nijmegen. Daar raadde men hem aan verder te gaan in wiskunde of Frans. Omdat de jeugdige Toon dat zo ‘lollig’ vond, werd het gymnastiek! Hij was een uitmuntend leerling en al in 1904 behaalde hij zijn middelbare acte.

In 1912 maakte Metz deel uit van Nederlandse gymnastiekploeg in Bazel. Hij was een turner van grote klasse; zijn werk lag echter toch voornamelijk op het organisatorische vlak. Metz werd een organisator met grote vermaardheid.
Op nationaal niveau was hij in 1926 de motor achter de instelling van een herenkeurkorps. Onder zijn bezielende leiding trainden de heren, waaronder Klaas Boot, in de tuin van de Kweekschool voor Zeevaart aan het Leidse Noordeinde voor de Olympische Spelen van 1928. Op de tribunes bij de voorbereidingen sprongen twee jongetjes, tot ergernis van het publiek, heen en weer. Zij wilden niets missen. Het waren Henk de Geus en Henk Labordus, twee bekende namen in de Leidse turnwereld. Tot 1938 bleef Metz de leider van dit keurkorps. 

Sik
Niemand kent Metz zonder zijn uiterlijke kenmerk: zijn sik. Na het behalen van vier akten solliciteerde de jonge Metz naar een baan op een HBS. Het barstte van de concurrenten. Omdat hij er de slag van had om met de jeugd om te gaan, liet Metz een bijzonder goede indruk achter. Men zette hem echter op de tweede plaats. „… omdat u nog zo jong bent.“ Niet bij de pakken neerzittend solliciteerde Metz elders. Met hetzelfde resultaat: te jong. Driemaal is scheepsrecht. Wat voorheen niet lukte, gebeurde wel in Delft. Voor de zekerheid had hij zich nu wel voorzien van baard en snor. Grinnikend moest hij er bij zijn kringafscheid aan terugdenken. Weet je wat ze hem vroegen? „Meneer, hoeveel kinderen heeft u?“ Sindsdien …… Metz met sik, zij zijn onafscheidelijk.

Metz was een man met een eigen stijl, met grote kennis van theorie en maar vooral ook van de praktijk. Hij was niet alleen van onschatbare waarde voor de jeugd, maar ook voor het Nederlandse turnen in het algemeen. Metz ergerde zich aan de muzikale begeleiding bij oefeningen op muziek. De zesde rangs orkesten vermoordden volgens hem de muziek. In Dordrecht werd voor het eerst zijn idee uitgevoerd: muziek van een grammofoon. Hij koos daarvoor de Marche Militaire. Als jurylid bij wereldkampioenschappen verwierf Toon faam in binnen- en buitenland. Onpartijdigheid stond boven in zijn vaandel. Hij maakte geen verschil tussen topturners en jeugdige enthousiastelingen die voor hun vaardigheidsdiploma’s moesten worden beoordeeld.

Verenigingen
Voordat Metz naar Leiden kwam, woonde en werkte hij tot maart 1911 in Delft. Anderhalf jaar na zijn komst naar Leiden werd Anton Metz eind 1912 directeurleider bij Donar, om er zeven jaar later voorzitter te worden. Na negen jaar stopte Metz bij Donar met het lesgeven. Hij werd leraar lichamelijke opvoeding aan het Leidse Gymnasium, waar hij Excelsiors erevoorzitter Steijns opvolgde en tot zijn pensionering bleef werken.

Edith Metz over haar man: „Een gelukkige omstandigheid was dat we naast de turnzaal aan de Pieterskerkgracht woonden. Deze werd op dinsdagen door Excelsior gebruikt. Op die avonden werd mijn man altijd onrustig en even na achten kwam het hoge woord er uit: “Ik ga nog even in de zaal kijken” en dan zag ik hem die avond meestal niet terug. Hij kon dan enthousiast terug komen met: “Die jongens zijn goed bezig hoor.” Of “Ze hebben nu een knaap, net van de aspiranten, die heeft talent. Dat kan een goed turner worden. Soms was hij na elven nog niet terug en dan nam ik maar eens een kijkje in de zaal. Daar stond hij dan in een groepje Excelsiorleden te praten. Soms was dat heel serieus over de doorgenomen oefenstof, maar er werden ook wel moppen getapt of sterke verhalen verteld. Hij voelde zich aangetrokken door de vriendschappelijke sfeer die er heerste. Hij was vereerd toen hem door de club, die hij een beetje als ‘zijn’ club was gaan beschouwen, het erevoorzitterschap werd aangeboden.“

Haast onmogelijk
Naast de gymnastiek had deze kaarsrecht lopende Leidenaar nog één passie: skiën. Op oudejaarsavond 1931 ontving hij het certificaat van de Nederlandse Reisvereniging. Uit het diploma (met nummer 1) bleek dat Metz de eerste geoefende Nederlandse skiër was.

Conduitestaat 
– Gymnastiekleraar Leids Gymnasium 1921-1951 en Alphens Lyceum 1918-1950.
– Oprichter 1905 Vlugheid en Kracht, Eindhoven.
– Leider bij Donar Delft 1910,
– Hercules Leiden
– DOS Leiden,
– Concordia
– Herenkeurkorps KNGV 1926-1938,
– Veteranen Excelsior 1959-1960 
– Artsengroepje.
– Voorzitter Technische Commissie Gewest Zuid-Holland.
– KNGV, Leidse Turnkring en Bond van gepensioneerden afdeling Leiden.
– Erevoorzitter Leidse Turnkring en Excelsior.
– Secretaris van Loge La Vertu.
– Organisator Bondsfeesten, ook in België 1956.

Onderscheidingen
Als eerste ontving Metz op 21 september 1924 de zilveren speld van Verdienste van het KNGV; de erespeld en het erelidmaatschap van het Verbond.
De legpenning Leidse Sportstichting en Erepenningen van de Franse, Tsjechische, Belgische, Hongaarse en Duitse Turnbond. Metz ook was erelid Veteranenkorps KNGV.