Sybe Koopmans

Een leven in sport en gemeenschap
Sybe Jacob Koopmans (1893–1967)

Leiden in beweging
Leiden in de jaren twintig en dertig was een stad in ontwikkeling. De oude textielstad, die eeuwenlang had geleefd van weefgetouwen en spinmolens, herontdekte zichzelf langzaam als universiteitsstad en centrum van onderwijs en cultuur. Wijken als de Professorenwijk en het Haagwegkwartier werden bebouwd, arbeidersgezinnen en studenten liepen elkaar tegen het lijf op de smalle trottoirs, en overal bloeiden nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding. Het verenigingsleven speelde daarin een hoofdrol. Gymnastiekclubs, voetbalverenigingen, zangkoortjes en buurtverenigingen waren plekken waar Leidenaars samenkwamen, elkaar leerden kennen en zich een nieuw gevoel van gemeenschap eigen maakten. Sport, nog jong en volop in opkomst, kreeg er een vaste plaats in. Het was in die wereld dat Sybe Jacob Koopmans zijn levenswerk vond: als leraar, bestuurder en bezieler van de Leidse sportcultuur.

Uit Friesland naar de Sleutelstad
Sybe Jacob Koopmans werd geboren op 7 december 1893 in het Friese dorp Morra. Hij was de zoon van bakker Andries Koopmans en Jantje Keuning. Een leven in eenvoud, geurend naar vers brood en doortrokken van arbeid, vormde hem in zijn jeugd. Zijn nuchtere Friese achtergrond legde de basis voor de gedrevenheid en plichtsgetrouwheid waarmee hij zich later zou onderscheiden.
Na zijn opleiding tot gymnastiekonderwijzer trok hij in 1920 naar Leiden, waar de stad en hij onafscheidelijk zouden worden. Een jaar later trouwde hij met Fokeltje Hendrika Becherer, een jonge vrouw uit Groningen. Ze zouden samen maar kort van het huwelijk genieten, want in 1924 overleed Fokeltje onverwacht, nauwelijks dertig jaar oud. Hun kinderloos gebleven huwelijk eindigde abrupt in rouw. Pas zeven jaar later vond Koopmans opnieuw huiselijk geluk. Op 4 april 1931 trad hij in het huwelijk met de Sliedrechtse weduwe Johanna Brüning, eveneens dertig jaar oud. Met haar vormde hij in Leiden een gezin en kreeg kinderen. Johanna, die hem rust en geborgenheid bood naast zijn drukke publieke leven, overleed later in 1961 aan de De Sitterlaan 82 in Leiden.

De leraar die Leiden in beweging bracht
Als gymnastiekonderwijzer werd Koopmans in 1920 benoemd voor de Leidse openbare scholen. Hij vestigde zich aan de Magdalenastraat 25a en gaf zijn eerste lessen. Zijn reputatie groeide gestaag: streng maar rechtvaardig, enthousiast en onvermoeibaar. In 1927 maakte hij de overstap naar de Gemeentelijke HBS, later het Rembrandtlyceum, waar hij tientallen jaren les zou geven. Voor talloze Leidse scholieren was hij de eerste die hen leerde dat bewegen méér betekende dan turnen of hardlopen: het was karaktervorming, samenwerking, discipline.

Blikvanger binnen de gymnastiekverenigingen
Naast de klas stond Koopmans midden in de dynamiek van het Leidse verenigingsleven. Vanaf 1921 speelde hij een grote rol bij gymnastiekverenigingen als Donar, Hou Vast Alphen, Hercules Bodegraven, Brunhilde en Nieuw Brunhilde. In 1924 eerden de leden van Brunhilde hem voor zijn inzet met een gouden horlogeketting. Maar begin 1925 liep de samenwerking stuk: een conflict met het bestuur leidde tot krantenkoppen in het Leidsch Dagblad, waarin gesproken werd over ‘onaangenaamheden’ binnen de gymnastiekkring.
Koopmans liet zich er niet door ontmoedigen. Integendeel: nog hetzelfde jaar stond hij aan de wieg van Nieuw-Brunhilde, dat hij als medeoprichter decennialang leidde. Pas in 1941 trad hij terug, maar hij bleef als technisch adviseur betrokken en werd benoemd tot erelid. Bij het 25-jarig jubileum eerde men hem met een zilveren couvert – een blijvend aandenken aan zijn inzet.

De voetballer die bestuurder werd
Voordat hij tot Leiden kwam, had Koopmans zijn eerste stappen gezet als voetballer bij GGV in Groningen. In Leiden keerde die liefde terug, maar nu in bestuurlijke vorm. In 1949 werd hij voorzitter van ASC Leiden, waar hij uitgroeide tot een markante figuur. Tijdens de oorlogsjaren had hij al blijk gegeven van zijn loyale geest. Terwijl de stad gebukt ging onder schaarste, sliep hij nachtenlang op het ASC-complex. Zo waakte hij over de houten tribune en verhinderde dat deze werd geroofd voor brandhout. Het typeert zijn plichtsgevoel en zorg voor de vereniging.
Onder zijn voorzitterschap groeide ASC, en in 1952 erkende de KNVB-afdeling Leiden zijn verdiensten met het Insigne van Verdienste. Toen hij uiteindelijk afscheid nam, benoemden de leden hem tot erevoorzitter.

Het slotakkoord
Het laatste deel van zijn leven bracht Koopmans door in Leiden, de stad die hij vanaf 1920 zijn thuis had gemaakt, en waar hij zich als sportleraar, gymnastiekleider en voetbalbestuurder onvermoeibaar had ingezet. Na het overlijden van zijn tweede vrouw in 1961 bleef hij achter met zijn kinderen en vond steun in zijn verenigingsnetwerken. Op 24 oktober 1967 overleed hij, 73 jaar oud. Drie dagen later werd hij gecremeerd in Ockenburgh.

Een Leidse erfenis
De herinnering aan Sybe Jacob Koopmans leeft voort in Leiden, niet in grote monumenten of straatnamen, maar in de verhalen van mensen. Leerlingen herinnerden zich de leraar die hen discipline bijbracht, sporters de man die hun vereniging groot maakte, voetballers de voorzitter die hen door moeilijke tijden loodste.
In een tijd waarin sport in Leiden nog zijn plek aan het vinden was, stond Koopmans op als bouwer, verbinder en beschermer. Zijn leven toont hoe één man, geworteld in plicht en gemeenschap, een blijvende erfenis kan achterlaten – in de harten van mensen, en in de ziel van een stad.